Woordenboek

Begint het al te duizelen met al die vreemde termen die je op deze en andere websites tegen komt? Hier volgen een paar veelgebruikte met wat toelichting.


Arbeidstafel : de agenda van een (groot)loge. In België wordt dit een (teken)plank genoemd, een term die in Nederland weer een andere betekenis heeft.

Bevordering : rituele overgang van de graad van leerling naar die van gezel.

Blauw: termen als “blauwe Vrijmetselarij” en “blauwe graden” hebben betrekking op de graden leerling, gezel en meester. Al de rest zijn andere systemen die worden uitgevoerd in andere loges.

Boek van de Heilige Kennis : vaak een Bijbel. Het boek dat in sommige loges geopend wordt bij de opening van een zitting.

Bouwstuk : voordracht of lezing. Binnen de gemengde Vrijmetselarij veel gebruikt synoniem voor comparitie. Een bouwstuk kan zowel in de voorhof (een term die daardoor ook weer als synoniem voorkomt) plaatsvinden als in forma. In het tweede geval is het bijvoorbeeld een voordracht van een leerling die hoopt gezel te kunnen worden.

Comparitie : een bijeenkomst tijdens welke een voordracht (bouwstuk) wordt gegeven waarover achteraf van gedachten kan worden gewisseld (gecompareerd).

Gemengde Vrijmetselarij : vorm van Vrijmetselarij waar zowel vrouwen als mannen lid van kunnen worden. Bij gebrek aan een overkoepelende term voor alle vormen van Vrijmetselarij die worden besproken op deze website, wordt deze term hier ook algemener gebruikt.

Confederatie : alternatieve organisatievorm ten opzichte van een obediëntie. Bij een confederatie is de koepelorganisatie alleen administratief.

Gezel : tweede graad in de Vrijmetselarij.

Graad : de trede op de Maçonnieke ‘ladder’, bijvoorbeeld leerling of gezel.

Grootloge : een koepelorganisatie voor loges. Zie ook obediëntie.

Grootoosten : vergelijkbaar met een grootloge.

Inwijding : rituele toelating tot de Vrijmetselarij.

Loonsverhoging : overgang naar een andere graad.

Masculiene Vrijmetselarij : veel gebruikte term om organisaties aan te duiden die alleen mannen toelaten.

Hoge graden : zie voortgezette graden.

In forma : formele zitting in de tempel / werkplaats.

Irregulier : term die vooral binnen de reguliere Vrijmetselarij wordt gebruikt om niet door hen erkende organisaties, omdat ze afwijken van de door hen gestelde regels, aan te duiden.

Johannesgraden: een tegenwoordig niet veel meer gebruikte term voor de blauwe graden.

Landmerken : kort na de start van de eerste Grootloge in Engeland (1717) zijn regels bepaald die aangeven of een organisatie een Vrijmetselaarsorganisatie is.

Leerling : eerste graad in de Vrijmetselarij.

Loge : vereniging van Vrijmetselaren die vaak (maar niet altijd) lid is van een grootloge of obediëntie.

Maçonniek : behorende tot de Vrijmetselarij, van het Franse “Franc maçonnerie”.

Meester metselaar : derde graad in de Vrijmetselarij.

Modern : term die soms wordt gebruikt om aan te geven dat een loge werkt in een rite zonder godsbegrip. Lees hier verder.

Obediëntie : veel gebruikte organisatie vorm voor een koepel-organisatie voor loges, vaak Grootloge of Grootoosten genoemd.

Ontwerpster : derde graad bij de Weefsters. Vergelijkbaar met de graad van meester bij de Vrijmetselarij.

Oosten : geografische plaats waar een (groot)loge is gevestigd.

Opperbouwmeester van het Heelal : benaming voor een niet vast omschreven godsbegrip gebruikt binnen sommige loges.

Orde : zie Obediëntie.

Profaan : niet-lid, van “pro fanum” “voor de tempel”

Regulier : vorm van Vrijmetselarij die banden heeft met de eerste Grootloge, de United Grand Lodge of England. Zie hier voor een meer uitgebreide beschrijving.

Rite : geheel van verschillende ritualen gebruikt door een loge. Het ‘systeem’ waarin wordt gewerkt. Lees hier verder.

Rituaal : uitgeschreven versie van een ritueel. Het boekje zogezegd. Ritualen zijn er voor verschillende bijeenkomsten, zoals de verschillende graden, vieringen, enz. Lees hier verder.

Ritueel : uitvoering van het Rituaal.

Schootsvel : ritueel kledingstuk dat wordt gedragen om de middel.

Spinster : eerste graad bij de Weefsters. Vergelijkbaar met de graad van leerling binnen de Vrijmetselarij.

Tekenplank : ingekomen post, bijvoorbeeld een uitnodiging van een andere loge. In België gebruikt als synoniem voor arbeidstafel.

Tempel : plek waar de formele zittingen worden gehouden. Soms ook werkplaats.

Theosofie : stroming die eind 19e eeuw ontstond en die grote invloed heeft gehad op de ontwikkeling van de vroege gemengde Vrijmetselarij in Nederland (in België een stuk minder).

Verheffing : rituele overgang van de graad van gezel naar de graad van meester.

Visiteren : een Vrijmetselaar gaat op bezoek bij een in forma van andere loge, al dan niet van een andere obediëntie.

Voorhof : benaming voor de ruimte waar voor en na een zitting wordt verzameld, dus niet de tempel / werkplaats. De term wordt soms ook gebruikt als synoniem voor comparitie.

Voortgezette graden : in sommige obediënties kun je na de meester graad lid worden van een andere organisatie om in een ander systeem verdiepingsgraden te doorlopen. Binnen de gemengde Vrijmetselarij wordt vaak gewerkt met de Aloude en Aangenomen Schotse Ritus, een systeem met 33 graden.

Vrijmetselarij voor vrouwen : vorm van Vrijmetselarij waar alleen vrouwen lid van kunnen worden. In tegenstelling tot de Weefsters gebruiken deze organisaties dezelfde symboliek als andere vormen van Vrijmetselarij.

Weefster : tweede graad bij de Weefsters. Vergelijkbaar met de graad van gezel binnen de Vrijmetselarij.

Weefsters : twee organisaties waar alleen vrouwen lid van kunnen worden en die werken met weef-symboliek. Lees hier verder.

Werkplaats : vaak gebruikt als synoniem voor tempel, het kan ook een synoniem zijn voor loge.